29 augustus, 2006

106 - Over Potok en verwante auteurs

Bibliofilos schreef in een recent bericht over haar ontdekking van de helaas overleden schrijver Chaim Potok, waarvan ze een door een vakantieganger in Griekenland achtergelaten boek vond. Ik geniet altijd erg van de bijdragen van Bibliofilos: zij struint over haar Griekse eiland en laat zich verrassen door wat reizigers aan literatuur achterlaten, en doet soms de mooiste vondsten. Gelukkig schrijft ze er vervolgens uitvoerig over. Het leuke is dat ik tijdens mijn vakantie ook een boek van Potok bij me had, namelijk de door hem (mede) geschreven biografie van Isaac Stern, Mijn eerste 79 jaar. Helaas voor Bibliofilos-achtige zoekers in Hessen en omgeving: ik heb het daar niet achtergelaten.

Het ontroerde me dat Bibliofilos nu pas Potok ontdekte. Zoals één van de schrijvers in de reacties op haar bericht zei: je bent te benijden als je nu pas de wereld van Potok binnenstapt. Je stapt in een wereld die je niet kent, mysterieus, met strikte codes, met onbekende waarden en met hele mooie verhalen en geschiedenissen, met Europese wortels en Amerikaanse actualiteit.

Ik lees Potok al heel lang. Mijn eerste aankoop van een boek van hem was op 1 september 1989. Dat zou een paar jaar later mijn trouwdag worden, maar dat wist ik toen nog niet. Wel heel mooi bijpassend is de titel van het boek dat ik toen kocht: De belofte (The promise). De belofte behoort samen met Uitverkoren tot het mooiste dat Potok heeft geschreven. Dat neemt niet weg dat zijn andere werk ook verrukkelijk is. Daarom heb ik destijds besloten alles van Potok te kopen - zo gaat dat met verzamelaars. En ik heb het allemaal in vertaling gekocht, want het werk van Potok werd trouw door uitgeverij Bzztôh in Nederland uitgegeven, soms zelfs voordat de boeken in die vorm in het Engels werden uitgebracht. Kennelijk bestond er een uitstekende band tussen Potok en Bzztôh die tot menig primeur leidde. Dit geldt bijvoorbeeld voor de titels Het cijfer zeven, dat werd uitgegeven ter gelegenheid van het twintigjarig bestaan van uitgeverij Bzztôh en een bundeling van oudere maar niet eerder in samenhang gepubliceerde korte verhalen is. En ook voor het verhaal Op zoek naar Ruth, ter gelegenheid van de dertigste verjaardag van de uitgeverij verscheen.


Twee decennia verzamelen leverde het volgende op (ja, in dit stukje staan foto's uit mijn eigen bibliotheek!):
Uitverkoren. Bzztôh, 1989. 7e druk. Gekocht op 3 april 1990.
De belofte. Bzztôh, 1989. 3e druk. Gekocht op 1 september 1989.
Mijn naam is Asjer Lev. Bzztôh, 1989. 4e druk. Gekocht op 25 augustus 1990.
In den beginne. Bzztôh, 1990. 2e druk. Gekocht op 28 maart 1990.
Omzwervingen. Bzztôh, 1989. 1e druk. Gekocht op 12 april 1990.
Het boek van het licht. Bzztôh, 1988. 1e druk. Gekocht op 12 april 1990.
Davita's harp. Bzztôh, 1989. 5e druk. Gekocht op 19 april 1990.
De gave van Asjer Lev. Bzztôh, 1990. 1e druk. Gekocht op 12 juli 1990.
Het cijfer zeven. Bzztôh, 1990. 1e druk. Uitgave t.g.v. 20-jarig bestaan uitgeverij Bzztôh. Gekocht op 25 april 1990.
Het stof der aarde. Bzztôh, 1991. 1e druk. Gekocht op 25 mei 1991.
De troop-leraar. Bzztôh, 1992. 1e druk. Gekocht op 20 november 1992.
Het kanaal. Bzztôh, 1993. 1e druk. Gekocht op 22 november 1993.
De hand van de golem. Bzztôh, 1995. 1e druk. Gekocht op 18 juni 1995.
De familie Slepak. Bzztôh, 1996. 1e druk. Gekocht op 30 juni 1996.
Isabel en andere verhalen. Bzztôh, 1998. 1e druk. Gekocht op 25 maart 1996.
Isaac Stern. Mijn eerste 79 jaar. Bzztôh, 1999. 1e druk. Gekocht op 23 juni 2006.
Op zoek naar Ruth. Bzztôh, 2000. 1e druk. Uitgave t.g.v. 30-jarig bestaan uitgeverij Bzztôh. Gekocht op 29 maart 2000.
De arkenbouwer. Bzztôh, 2001. 1e druk. Gekocht op 19 december 2001. Dit was het laatste boek van Potok voordat hij in 2002 overleed.
Potok heeft ook twee kinderboeken geschreven:
Mijn vriend de boom. Bzztôh, 1993. 1e druk. Illustraties: Tony Auth. Gekocht in 1993.
Mijn oom de piloot. Bzztôh, 1996. 1e druk. Illustraties: Tony Auth. Gekocht op 30 oktober 1996.
En als achtergrondinformatie heb ik er nog bij staan:
Bzzlletin, november 1986, Joods Amerikaanse literatuur. Bzztôh, 1986.

Ik heb van al Potok's boeken genoten. Ik was erg onder de indruk van Omzwervingen omdat het me voor het eerst een goed beeld gaf van de geschiedenis van het Joodse volk vanaf het begin van onze jaartelling en het ontstaan van diverse Joodse tradities. Ook gaf het een nieuwe blik op het Oude Testament. Heel knap is dat Potok in dat boek de Tweede Wereldoorlog in één alinea afdoet, dat maakt meer indruk dan dat daar pagina's over worden vol geschreven. Maar ook de Asjer Lev-boeken zijn geweldig, zijn beschrijving van de Stalin-tijd in De familie Slepak is indrukwekkend door de onderkoeldheid, en zo heeft elk boek zijn eigen kwaliteit.

In een reactie op de reacties vroeg Bibliofilos welke aan Potok verwante schrijvers er aan te raden zijn. Genoemd werd al Isaac Bashevis Singer (lees Shosha!), maar ik wil daar nog twee namen aan toevoegen.

Als het gaat om het schrijven over orthodox-Joodse milieus is de inmiddels ook al overleden Henry Roth een must. Lees zijn magistrale boek Noem het slaap (Call it sleep) en word overtuigd. Henry Roth is de man met het langste writer's block dat ik ken: tussen zijn eerste (Call it sleep) en tweede roman (A star shines over Mt. Morris Park. Mercy of a rude stream, volume 1) liggen ruim 60 jaren. Call it sleep had een lange aanloop naar succes nodig, het werd een bestseller in de jaren '60, nadat het 30 jaar min of meer vergeten is geweest. De vertaling die ik heb stamt uit 1966, de uitgave zelf is van Bzztôh uit 1989, toen er weer een korte Roth-opleving was. In 1996 heeft Bzztôh een nieuwe druk uitgebracht.
Van The Ledge neem ik de volgende omschrijving van het boek over: "Gebaseerd op herinneringen en indrukken, die de jonge Roth had van zijn aankomst in New York en zijn eerste jaren daar, beschrijft hij minutieus de prille jeugdjaren van de gevoelige jonge mysticus David Schearl. De roman is opgedeeld in vier delen, ofwel boeken met eigen titels, die tegelijkertijd de verschillende stadia in het leven van David symboliseren. 'De kelder' in hun eerste huis in Brooklyn is synoniem aan angst, donker en vuil, 'Het schilderij' vertegenwoordigt het verleden, 'De gloeiende kool' is voor hem het goddelijk licht, waar hij naar op zoek is, en het laatste boek 'De rail', waar hij zich bijna electrocuteert door een lepel op de rails van de tram te leggen, is de plaats waar hij verlost wordt van zijn angsten en zijn verleden, dat vraagtekens kent omtrent zijn afkomst en juiste geboortedatum, ook bij Roth is dat het geval. De relatie met zijn vader is slecht, vandaar dat hij zijn heil zoekt bij zijn moeder, een door taalproblemen geïsoleerd levende vrouw." Noem het slaap is kortom een machtig, mooi geschreven en indrukwekkend boek, dat je gelezen móet hebben. Een onvervalste klassieker.

De tweede naam is van een auteur die ook in Nederland bij Bzztôh debuteerde, maar zijn meeste boeken bij Vassalucci publiceerde maar inmiddels is overgedaan aan Rothschild & Bach: Meir Shalev.
Meir Shalev schrijft niet over orthodox-Joodse milieus zoals Roth en Potok, maar zijn boeken geven wel een mooie kijk op het Joodse leven in Israël en Palestina. Zijn eersteling in Nederland, Een Russische roman, zorgde dat ik dagen van de kaart was. Zó prachtig geschreven, zó schitterend taalgebruik. Shalev schrijft dromerig, maar duidelijk. De beschrijvingen die hij gebruikt - van mensen, plaatsen, dingen - zijn schitterend. Zijn verhalen zijn fantasie, zonder bizar te worden, hoewel zeker niet alledaags. De woorden en zinnen stromen en laten je niet meer los. Het ene verhaal lokt het andere uit, en al die verhalen samen vormen een kroniek. En elk boek van hem is een nieuwe verzameling schitterende verhalen. Van al zijn titels springen er wat mij betreft twee uit: De vier maaltijden (steevast op mijn lijstjes met "beste boeken aller tijden", lees hier wat passages) en het recente Fontanel. Ik was door Fontanel aangenaam verrast omdat de tussenliggende roman De grote vrouw mij wat tegenviel en ik bang was dat Shalev zijn gave van het vertellen van verhalen had verloren. Maar nee, Fontanel bracht mij weer in de aangename roes die ook De vier maaltijden had en liet mij verrukt achter. Het is zo'n boek waarvan je blij bent dat het dik is, zodat het verhaal niet snel stopt, maar waarvan de laatste van de 459 bladzijden toch weer veel te snel naderbij komt... Zo'n boek waarvan je aan willekeurige mensen passages gaat voorlezen omdat je ze in al dat moois wilt laten delen.
Zoekend naar een plaatje van Shalev vind ik tot mijn vreugde hier het bericht dat volgende maand een nieuwe roman van Shalev verschijnt. Heerlijk! Ik reserveer vast leestijd. Bovendien is hij in oktober in Nederland, misschien kan ik dan al mijn boeken laten signeren!

Dus, Bibliofilos, als geen van de vakantiegangers op Kreta Roth of Shalev voor je achterlaat, vrees ik dat je komende winter in Nederland weer boekhandels moet gaan plunderen. Reserveer maar vast een flink bedrag!

11 augustus, 2006

105 - De boeken van Oscar Steens horen bij mij!

Wat is dat toch, dat sommige mensen zo lijken te koketteren met hun aversie van boeken? Neem nu de laatste editie van Rails, het gratis magazine van NS. Elk nummer van Rails heeft een thema, en het thema van de maand augustus 2006 is “Op = op! Grandioze opruiming”. Alle artikelen zijn volgens dit thema vormgegeven, met hele mooie schreeuwerige prijsstickertjes en al.  Het blad opent met een soort prijzenactie: er zijn prijzen geselecteerd die te winnen zijn door het insturen van een kaartje. Zo is er een stapel boeken die uit het bezit van hoofdredacteur Oscar Steens zouden komen. Dat iemand boeken weggeeft is zeer te prijzen natuurlijk, maar verdienen deze boeken nu echt een trap na? Rails schrijft: “Of hij ze allemaal heeft gelezen, is de vraag, maar dat ze allemaal uit de boekenkast van de hoofdredacteur komen is een feit. Te winnen inclusief gratis leesoren!

Noot van de hoofdredacteur: “Boeken, tijdschriften en kranten doe je nooit zomaar weg, heb ik altijd geleerd. Want je weet het maar nooit. Het kan gebeuren dat je plotseling iets wilt weten over – zeg – de belevingswereld van Philips-meisjes (6e boek van boven), de pikante relatie tussen Renate Rubinstein en Simon Carmiggelt (1e boek van boven) of de vrachtwagens van Van Gend en Loos in 1901 (2e boek van onder). Dan is het handig dat je niet in weer en wind naar boekhandel of bibliotheek moet afreizen, maar dat een bezoek aan de eigen zolder / werkkamer voldoende is.

Maar er zijn grenzen aan het bewaren van papier. Bijvoorbeeld als er lekkages ontstaan door overgewicht op de vloeren, de ongediertebestrijdingsdienst adviseert om de papierberg chemisch te reinigen en een kinderfeestje afgelast moet worden omdat een jaargang NRC Handelsblad over de jarige heenvalt. Weg met die rotzooi! Ik lees nooit meer een boek, tijdschriften stuur ik per omgaande retour afzender en met de krant ga ik gewoon weer de vis inpakken.”

Bij het stukje staat een foto van de aangeboden boeken. Ik tel er 29 (Van 473,- voor NOP, is de vermelding bij de aanbieding) en ik zie onder andere boeken van Ilja Leonard Pfeijffer (Het grote baggerboek), Piet Piryns (Praten als ambacht), Sjoerd Venema (Een man met suikerhaar), Marco Kamphuis (Succes), Jennie Erdal (Altijd een ander), Moderne poëzie uit Azië, Bob van der Burg (Camera), Richard Ellmann (Oscar Wilde) en Peter Esterhazy (Verbeterde editie)

Oscar’s boeken dus. Harteloos weggedaan door iemand die beweert dat het rotzooi is en dat hij nooit meer een boek gaat lezen...

Gelukkig weten boeken dat ze bij mij een onderdak kunnen vinden. Ze worden afgestoft, geknuffeld, getroost, geregistreerd en krijgen een plekje naast lotgenoten op een stevige boekenplank. Enkele worden hoofdpersoon in dit blog, alle anderen worden in elk geval aandachtig gelezen. En allemaal worden ze geliefd en van tijd tot tijd met trots bekeken. Nooit worden ze weggedaan.

Soms overweeg ik een opvanghuis te starten voor verworpen boeken. Ik heb in mijn leven al veel prachtexemplaren van straat geraapt (aan het eind van Koninginnedag bijvoorbeeld), uit oud-papiercontainers gehaald, van bekenden gekregen die boekenkasten met inhoud en al wegdeden... Het stapeltje boeken van Oscar past daar ook wel bij (evenals de rest van zijn bibliotheek trouwens)

03 augustus, 2006

104 - Nog meer smakelijke boeken

Het is toch merkwaardig dat na het schrijven van een stukje over het eten van boeken, een ongewoon thema als dat je toch blijft bezighouden. Ik dank degenen die gereageerd hebben op mijn vorige bijdrage. Met name de verwijzing van Rick is heel speciaal. Hij stuurde mij deze link, met een televisie-optreden van de ADHD-kok Pierre Wind die een heus eetbaar boek heeft gemaakt. Zijn creatie is de ultieme droom voor bibliofagen. Het is namelijk zowel een oorspronkelijk kookboek, d.w.z. als kookboek te gebruiken en in de kast te zetten, maar ook naar wens op te eten, met een omslag van marsepein, bladzijden van ouwel en een dropveter als bindmiddel. Wind gaat dus nog een stapje verder dan de deelnemers aan het "International Edible Book Festival", want de creaties daar líjken hooguit op een boek. Maar wat Wind maakt ís een boek, en nog eetbaar ook.

In het boek Een geschiedenis van het lezen van Alberto Manguel dat ik nu met groot plezier lees (later daarover meer) komt het eten van teksten terzijde ook terug. In het hoofdstuk “leren lezen” beschrijft Manguel de ontwikkeling van het leesonderwijs door de eeuwen heen. Zo beschrijft hij ook de middeleeuwse Joodse gemeenschap: “Het ritueel van lezen werd uitvoerig gevierd. Bij het Wekenfeest, Sjavoeot, wanneer herdacht wordt dat Mozes de Thora uit Gods handen heeft ontvangen, werd de jongen die ingewijd zou worden, omhuld met een gebedskleed en door zijn vader naar de leraar gebracht. De leraar nam de jongen op schoot en liet hem een lei zien waarop het Hebreeuwse alfabet was geschreven, een passage uit de schrift en de woorden: “Moge de Thora je werk zijn.” De leraar las de woorden voor, en het kind herhaalde ze stuk voor stuk. Vervolgens werd de lei met honing bestreken, en het kind likte die op, waardoor het de heilige woorden lijfelijk in zich opnam. Ook werden Bijbelteksten geschreven op gepelde hardgekookte eieren en op honingkoeken, die het kind dan opat nadat het de verzen hardop aan de leraar had voorgelezen."  

Het eten van heilige teksten, dat lijkt een beetje op wat ik in mijn vorige stukje schreef over de profeten Ezechiël en Johannes. Woordenaar wees terecht op het boekje Eetlezen van Remco Campert, dat ik nota bene zelf bezit. Campert gebruikt het verorberen van boeken als metafoor voor zijn verwijzingen naar anders schrijvers, en een dergelijk metafoor is niet ongebruikelijk. Wederom Manguel schrijft in het hoofdstuk “metaforen van lezen” het volgende: “Zoals schrijvers spreken van het in elkaar flansen van een verhaal, het opwarmen van een tekst, halfgare ideeën voor een intrige, het peperen van een scène of een sausje voor naakte feiten, de ingrediënten van broodschrijverij in klef proza veranderen, van een stevig brok vol toespelingen waarin de lezers hun tanden kunnen zetten, zo spreken wij, de lezers, van het smaken van een boek, we zeggen dat we er voedsel in vonden, dat we een boek in één keer hebben verslonden, dat we een tekst opbraken of uitspuwen, dat we een passage herkauwen, de woorden van een dichter over onze tong laten rollen, dat we onszelf trakteren op poëzie, dat we leven op een dieet van detectiveverhalen. 

In een essay over de kunst van het studeren heeft de zestiende-eeuwse Engelse geleerde Francis Bacon [interessante naam trouwens in dit verband!] het proces samengevat: “Sommige boeken zijn bedoeld om van te proeven, andere om in te slikken en enkele om te kauwen en te verteren.” (…) Uiteindelijk, toen de kunst van het lezen zich ontwikkelde en verbreidde, werd de gastronomische metafoor een algemene retorische kunstgreep. In de tijd van Shakespeare verwachtte men deze in literaire gesprekken en koningin Elizabeth I maakte er zelf ook gebruik van bij de beschrijving van het lezen van heilige boeken: “Ik wandel vele malen in de aangename weiden van de Heilige Schrift, waar ik de gezonde groene kruiden van zinnen pluk, ze eet door ze te lezen en ze naderhand kauw en langdurig plaats in de zetel van het geheugen […] opdat ik minder de bitterheid van dit ellendig leven moge proeven.” Omstreeks 1695 was deze metafoor zozeer opgenomen in de taal dat William Congreve er een parodie op kon maken in de openingsscène van Love for Love, waar de pedante Valentine tegen zijn lijfknecht zegt: “Lezen, lezen, kerel! En verfijn je trek; leer te leven van onderricht; laat je verstand genieten en kastijd het vlees; lees en neem je voedsel tot je dor de ogen; hou je mond gesloten en herkauw hetgeen je begrepen hebt.” “U zult verduiveld dik worden van zo’n papieren dieet”, zo luidt het commentaar van de knecht. 

Lezen en eten, Eetlezen zo je wilt, het blijkt een lange literaire traditie te zijn. Als ik binnenkort de stevige maaltijd van Manguel verorberd heb zal ik verder berichten over verrassende ingrediënten die ik daarin heb aangetroffen.

n.b. zie hier een blog van latere datum van Paul van de Capelleveen van de KB over hetzelfde thema