30 augustus, 2004

10 - Gmail Invites to give away

Wie wil er Gmail? 

Ik kan vijf (was 6) mensen uitnodigen voor Gmail! Of zoals Gmail zegt: Invite friends to Gmail. En altijd goed voor een hoge score op de Google-lijst is het opschrijven van deze zin: "I have Gmail-invites to give away!" (benieuwd voor hoeveel verkeer dat gaat zorgen) 

Wat is Gmail? 

Google is onlangs begonnen met het testen van zijn nieuwe gratis e-maildienst Gmail. Een nieuw initiatief dat voor nogal wat ophef heeft gezorgd. Iedere gebruiker krijgt maar liefst een gigabyte aan opslagruimte en e-mailberichten worden ‘eeuwig’ bewaard. Maar volgens sommigen schenden de algemene voorwaarden uw privacy. De datum van een algemene introductie van Gmail is nog niet bekend gemaakt. De meest opvallende eigenschap van Gmail is natuurlijk de 1 GB aan opslagruimte, honderden malen meer dan bij Hotmail, Yahoo! of Freemail. Je kan je niet aanmelden voor Gmail, je moet gewoon iemand kennen die al Gmail heeft - een testgebruiker - en hopen dat hij jou uitnodigt om mee te doen. Elke testgebruiker krijgt van tijd tot tijd uitnodigingen. En dus wordt Gmail een hype: het is schaars, dus gewild. 


Wat dat betreft gebeurt hetzelfde als met bijzondere boeken in kleine oplages: Juist omdat er niet zoveel van zijn, wil je het per se hebben. De geur van exclusiviteit straalt dan een beetje af op jezelf, denk ik. Je kan zeggen: ik heb één van de weinige exemplaren van... 

Niet dat ik geen vrienden heb, maar ik ben benieuwd of lezers van dit weblog geïnteresseerd zijn in Gmail. Stuur me dan een mailtje, en ik stuur je een uitnodiging. Er is één maar: ik wil een link van jouw webpagina naar mijn weblog er voor terug. Want dat is goed voor het bezoekersaantal van dit log en voor een hoge Google-ranking.

nb hier is te lezen hoe gmail uitgroeide van een voorziening voor een select clubje gebruikers naar een dienst met meer dan een miljard gebruikers.

27 augustus, 2004

9- Haagse mijmeringen

Onlangs moest ik in Den Haag zijn. Daar kom ik niet zo vaak, en daarom leek het mij goed om mij te laten verrassen door een antiquariaat. Wie weet wat ik nog zou opdoen.

Op het Noordeinde zag ik antiquariaat L.B. Kretzschmar en daar liep ik binnen. Mooie, ruime zaak met een zeer diverse collectie. Helaas gebeurde door de breedte van het assortiment iets wat ik vaker zie: de diepte ontbreekt. Bij de voor mij interessante afdeling (Nederlandse) literatuur stond een doorsnee aanbod, maar geen dingen waar ik enthousiast van raak en helaas niets van mijn verlanglijst. En waar je onvermijdelijk ook tegenaan loopt: veel van het leuke aanbod heb je zelf al, of je hebt er bewust voor gekozen het niet te willen hebben (ik ben immers bibliofiel, geen bibliomaan).

Ik heb een tijdje in mijn handen gestaan met een exemplaar van het romandebuut van H.M. van den Brink De vooruitgang. Een eerste druk voor 4,5 euro is altijd leuk, maar ik heb ‘m laten liggen omdat op de titelpagina een met tippex verwijderde naam van de eigenaar stond.
Dat een boek tweedehands is, is niet erg. Maar als ik overduidelijk kan zien van wie het boek is geweest, en als dat dan ook nog eens op een lelijke manier onzichtbaar is gemaakt, dan wacht ik gewoon op een mooier exemplaar. Zeker met reguliere uitgaven als deze.

Maar Den Haag is een stad vol van boekwinkels, en daarom keek ik ook nog even bij De Slegte in de afdeling ramsj. Daar ging ik erg tevreden weg met een exemplaar van De Petersburgse pest van I.M. Gontsjarov, in 2000 uitgebracht door De Arbeiderspers. Een boek dat pas vier jaar oud is, en nu al verramsjt en niet meer te koop in de reguliere boekhandel. Eigenlijk een zorgelijke ontwikkeling. Nu stuit ik er toevallig op, maar als ik het over een paar maanden had willen kopen, dan had ik lelijk mijn neus gestoten.



Dit redelijk onbekende boekje is een jeugdwerk van Ivan Alexandrovitsj Gontsjarov (1812-1891), wereldberoemd door zijn boek Oblomow, de luiaard die om wereldbeschouwelijke redenen weigert zijn bed te verlaten. In dit boek drijft Gontsjarov zowel de spot met zijn vrienden en andere stadgenoten die in de lente een onweerstaanbare drang krijgen de stad te verlaten en de natuur te beleven al met het romantische dwepen met de natuur. Vertaler Arthur Langeveld noemt dit verhaal een ecologische satire. Hoofdpersonen zijn de familie Zoerov en de Oblomow-voorloper Tjazjelenko (een vadsige, "methodisch luie" vriend). Zij hebben een nog volop romantische visie op het idyllische, pittoreske en ongerepte buitenleven. Maar de verteller laat niet na minder fraaie plekjes aan te wijzen: een vetsmelterij die een verpestende stank verspreidt, het zogenaamd schilderachtige meertje dat evenwel niet groter is dan een tafellaken en geheel bedekt met een laag zeepschuim omdat de soldaten hun kleren erin wassen, het 'prachtige' uitzicht vanaf een heuvel op niet meer dan de schutting van een steenfabriek.

Oblomow ligt al een tijdje op lezing te wachten maar ik kom er steeds niet toe - ben ik soms te lui? Oblomow zelf zal dat niet de slechtste reden vinden... Misschien is het verstandig om binnenkort als amuse te beginnen met De Petersburgse pest.

En zo boekte op mijn wandeling door Den Haag toch nog een onverwacht resultaat. Dit boek had ik niet willen missen en ik ben blij dat ik er al sneupend tegenaan ben gelopen. Uit het Haagse niets dan goeds.

20 augustus, 2004

8 - Vakantie Boeken

Een vakantie boeken leidt in de regel tot vakantieboeken. Zoals H.M. van den Brink schrijft in Vrij Nederland 30 van 2004: "Lezers reizen zwaar. Eigenlijk hebben lezers nooit vakantie van lezen. En eigenlijk vinden ze dat helemaal niet erg."

En nadat ik een vakantie ging boeken, ging ik uiteraard ook op weg voor een aantal vakantieboeken. Maar tijdens de vakantie bleef ik ook sneupen.

Ik was de omgeving van Quedlinburg en terwijl ik mij daar liep te vergapen aan de prachtige huizen, zag ik een boekhandel annex antiquariaat (die overigens niet op bijgaande foto staat)

Dit was nu echt een boekhandel naar mijn hart. Klassiek ingericht, veel donker hout. Precies de goede sfeer. Eerst de algemene boekhandel, groot, ruim en veel literatuur, veel geïllustreerde boeken over Quedlinburg en veel van alles. Daarachter het antiquariaat, maar dan moet je eerst door een gangetje waar schilderijen van Quedlinburg hangen. In het antiquariaat mooie banden in hoge kasten. Op de kasten diverse beelden en schilderijen die met boeken en wetenschap te maken hebben (een uil, een globe). Eerste drukken in een afgesloten kastje met glazen ruitjes. Gesorteerd in diverse onderwerpen.

Het allermooiste was: tijdens mijn bezoek heb ik NIEMAND gezien. Niet in de boekhandel en niet in het antiquariaat. Het leek een bibliotheek, die je volledig voor jezelf hebt. Wat een prachtwinkel!

Ik had echter niet de tijd om alles rustig te bekijken. Ik ben dan ook vergeten te registreren welke boekhandel het was. Ik ben zelfs vergeten er snel een foto van te maken. Dus: welke was het?
Gebecke Buch und Antiquariat Graphik und Musikalien??
Buchhandlung Meinicke GmbH, in de Heiligegeiststrasse1??
Antiquariat Jens Jürgens, Im Schuhhof 1??

Ik zal het niet weten (ik vermoed Meinicke), maar ik weet nu wel dat ergens in Quedlinburg de ideale winkel bestaat. Dus: vakantie boeken? Met je vakantieboeken naar Quedlinburg!

17 augustus, 2004

7 - Waarom verzamelen?

Vanmorgen las ik een aardig stuk in de Volkskrant over verzamelen. Merel Bem schreef over de tentoonstelling "Snapshots", waarbij 500 foto’s van de amateurfotoverzamelaar Christian Raoul Skrein von Bumbala worden getoond (van de meer dan een miljoen die hij er heeft). Het gaat hier dus om foto’s, en niet om boeken, maar het idee is hetzelfde. Bem schrijft: "Het begint met één of twee foto’s, en voor je het weet ben je hard op weg een verzamelaar te worden." En verder: "Maar daarnaast omdat het karakter van de verzamelaar altijd doorschemert in zijn verzameling. Hoe compleet en veelomvattend hij daarin ook heeft geprobeerd te zijn - hij geeft zich altijd bloot." Dat roept inderdaad de vraag op: hoe komt het toch dat ik verzamel, en waarom eigenlijk? 

Ed van Eeden vindt dat je die vraag niet mag stellen. In zijn prachtige boekje "Boekenwurmen en ander ongedierte. Over de omgang met boeken" uit 1992 (waarvan ik de luxe editie bezit, niet de handelseditie) schrijft hij: "Waarom verzamelt iemand boeken? Wie die vraag stelt is geen verzamelaar. Een verzamelaar verzamelt wat hem fascineert". Boudewijn Büch heeft zich ook vaak het hoofd gebroken over zijn drijfveren. In "Bibliotheken" schrijft hij: "Toen ik in een der eerste dagen van het jaar 1984 het Amsterdamse Rijksmuseum bezocht en mijn oogpartij op twintig centimeter afstand zich bevond van het Book of Kells besefte ik op een bijna schokkende wijze hoe de schatten uit overheidsbibliotheken van een derderangsverzamelaartje een nederig mens maken". Büch een derderangs verzamelaartje? Hoeveelste rangs ben ik dan wel niet, met mijn bescheiden metertjes boek, en zonder botje van de dodo? Büch schrijft ook: "Wanhoop is het centrale thema van iedere bibliofiel. De bibliofiel is een extreme boekenvriend. Hij houdt van boeken en bezit het liefst boeken waar hij een verhouding mee heeft." 

Het principe van uitdijende verzamelingen, waar Bem over schreef en waar Büch ook slachtoffer van is geworden (en ik ook, als ik niet fors de rem op mezelf zet), wordt in Bibliotheken als volgt verwoord: "Wat boekencollectioneurs tot échte maniakken maakt is hun streven naar volledigheid, wat niet zelden de aanschaf van enorme hoeveelheden inhoudt." Maar wanneer overschrijdt je de grens van liefhebber naar verzamelaar? Ook daar heeft Büch een antwoord op, in Bibliotheken uiteraard: "Als de boeken achter glazen deurtjes komen dan is het stadium van de boekenkast verlaten en het tijdperk van de bibliotheek aangebroken (p. 178)." Niet dat je daar blij mee moet zijn, want: "Het inrichten van een eigen particuliere bibliotheek heeft, afgezien van het prestigedoel slechts weinig voordelen. Het is een vermoeiend beroep onbezoldigd bibliothecaris van je eigen bibliotheek te zijn. Vooral omdat het boekbezit de gehele woning gaat terroriseren (p. 177)." Maar hoe dan ook: "De best denkbare bibliotheek maak je zelf (p. 175)." 

En zo is het maar net. Dus daar ga ik onverdroten mee verder. Ook al heb ik nog geen glazen deurtjes, ik noem het "mijn bibliotheek". En ik zal er verslag van blijven doen. Op deze plek. 

Naschrift:
De vraag “waarom verzamelen” blijft fascineren. Deze inmiddels bijna 20 jaar oude post wordt nog regelmatig gelezen, kennelijk door medeverzamelaars die zich dezelfde vraag stellen.
Ook ik ben de afgelopen 20 jaar met deze vraag bezig geweest. Duidelijk is wel dat een eenduidig antwoord op deze vraag niet mogelijk is, al heeft Büch een aardige poging tot versimpeling gedaan.
Als leestip geef ik daarom graag nog het in 2009 verschenen boek van Jaco Berveling mee met de titel “Hebben is houden. Wat iedere verzamelaar en boekenliefhebber over zichzelf moet weten”. Uiteraard heb ik een gesigneerd exemplaar, maar dat doet er verder niet toe. Berveling beschouwt het fenomeen verzamelen, en in het bijzonder van boeken, vanuit verschillende perspectieven:
- Cultureel/historisch (De Nederlandse schraapzucht en het inzicht dat Nederlanders gemiddeld meer verzamelen dan andere nationaliteiten
- Psychologisch (waaronder de freudiaanse verstoorde vaderverhouding, die slechts voor weinig verzamelaars lijkt te gelden)
- Sociologisch (de invloed van de omgeving)
- Economisch (de verzameling als belegging)
- Biologisch (verzamelen als instinct, een overblijfsel uit de oertijd)
Berveling stelt dat iedere verzamelaar een andere mix van deze perspectieven kent, met een uniek ‘verzamelprofiel’ als gevolg. Hij zegt: “Geef tien verschillende koks dezelfde ingrediënten en je zult zien dat de maaltijden toch allemaal anders smaken. Ze zullen de ingrediënten anders combineren (…). Al die variatie levert een uniek gerecht. Zo is het ook met verzamelaars. 

14 augustus, 2004

6 - Hugo Brandt Corstius: mysterie opgelost

Nadat ik bij Hoeksbooks (zie vorige post) eindelijk na jaren zoeken een exemplaar van Hugo Brandt Corstius' Weer een nieuw vak? had bemachtigd, mailde ik de eigenaar of hij wellicht nog andere boeken van HBC had die betrekking hadden op zijn wetenschappelijke werk. Tot mijn stomme verbazing mailde hij terug dat hij een exemplaar had van Het Bewustzijn en of ik die wilde hebben. Wederom een schaars werkje, want niet regulier uitgegeven en voor een ander publiek dan zijn andere werk. Maar schaars betekent niet direct duur. En toch: zelfs al was het wel duur: natuurlijk wilde ik het hebben, want het stond nog niet in mijn kast. Het zou mij maar liefst één (1) euro kosten, exclusief verzendkosten. 

Inmiddels heb ik het binnen en het boekje blijkt een antwoord te zijn op een zoektocht van enkele jaren terug. Zoals ik al schreef, streef ik naar een complete verzameling. Toen ik dan ook op de dag van verschijning een exemplaar kocht van Opperlans! van Battus, keek ik zoals gewoonlijk in de lijst met overige publicaties van de auteur. Dat is één van de methodes om een verlanglijst vol te krijgen. Als je een schrijver compleet wilt hebben, moet je immers wel weten wat er allemaal verschenen is. Daar kom je op verschillende manieren achter: door te kijken in de verschenen boeken zelf naar een lijst met andere werken, door het lezen van interviews met de auteur, door het lezen van catalogi van antiquariaten, dat soort dingen. Wat ik zelf ook veel doe is een bepaalde auteur opzoeken in de catalogus van de Koninklijke Bibliotheek en van universiteitsbibliotheken. Daar duiken soms de meest onverwachte uitgaven in op, die vervolgens voorwerp worden van een lange speurtocht. 

Hoe dan ook, in Opperlans! vond ik een vermelding van het werk Het Bewustzijn van Hugo Brandt Corstius, een boekje dat ik toen niet kende. Ik heb vervolgens de uitgever gemaild met de vraag wat dit voor boekje was en waar ik het kon krijgen. De uitgever, Querido, kon het mij niet vertellen. Verbazingwekkend dat een uitgeverij in haar eigen uitgave een boek vermeldt, dat zij niet kent. De uitgeverij dacht dat het ging om een serie die HBC had geschreven voor het tijdschrift Hollands Maandblad over hersenen, bewustzijn en werkelijkheid. Deze serie stamde uit 1999 en dat klopte met het jaartal van het boekje. Vervolgens heb ik Hollands Maandblad gemaild met de vraag of deze serie ooit in boekvorm was gepubliceerd, en of ik daar dan een exemplaar van kon kopen. De redactie liet mij weten dat dit niet zo was, maar dat ik wel tegen betaling kopieën van de artikelen kon krijgen. Dat was nu ook weer niet de bedoeling, want ik zoek boeken en geen artikelen. Kortom, het spoor liep dood. Zo dood, dat dit boekje niet eens meer op mijn verlanglijst stond. Ik wist niet eens dat ik het wilde hebben...

Totdat Hoeksbooks mij het boekje stuurde, omdat ik per ongeluk een open vraag stelde. Verzamelaars moeten soms geluk hebben... Het blijkt te gaan om de tekst van de Leonardo lezing 1999. Dat betekent dat Brandt Corstius de Leonardo-wisselleerstoel bekleedde aan de Letterenfaculteit van de Universiteit van Tilburg. Hij heeft een keuzevak verzorgd en de Leonardo-lezing gegeven, waarvan de tekst (samen met de colleges) dus is uitgegeven. De Leonardo-leerstoel wordt bij toerbeurt bekleed door prominente Nederlanders die hun sporen hebben verdiend in diverse maatschappelijke sectoren. Andere zogenaamde Leonardo-hoogleraren waren Rutger Kopland, Leo Vroman en Jan Terlouw. In 2004 is de eer aan Ted van Lieshout. Al met al bleek de vermelding in Opperlans! gewoon te kloppen. Jammer dat niemand het mij kon vertellen. Gelukkig dat het allemaal toch goedgekomen is. 

Een waardevolle aanwinst voor mijn verzameling, en dat allemaal door een toevalstreffer na een zoektocht van 15 jaar naar een ander boek... Maar wat zoek ik na deze prachtige vondsten dan allemaal nog van Hugo Brandt Corstius? Hou je vast... Als HBC (tenminste, ik denk dat hij de auteur is...) Automatisch tellen en scheiden van Nederlandse lettergrepen (St. Mathematisch Centrum, 1965), idem van Duitse (SMC '67), Zweedse (SMC '68), Amerikaans-Engelse (SMC'68), Romaanse talen (MC '68), Computer in de taalkunde (SMC '64), Mechanische vorming van het geschreven verkleinwoord (1967), Grammars for number names (ed. Reidel 1968), Algebraïsche taalkunde (Acad. paperb., Oosthoek 1974), Computer taalkunde (Randgebieden 3, Coutinho 1978), Rare talen en vreemde talen (NRC, 1993). En als Piet Grijs: bijdrage in Schrijfmachinenummer (Utopia '78). Het vriendenboek van Thérèse Cornips waarin hij een bijdrage schreef. En tenslotte .... honderd, ik kom (1982). Van dat laatste boek zie ik veel exemplaren, maar een mooie (zonder leesvouwen, vlekken, verkleuringen...): dat niet. Want niet alleen wil ik alle titels hebben, ik wil ik ze ook in mooie conditie hebben staan. Ik blijf zoeken.